Ik hoor het mijzelf zeggen: ‘ik neem ontslag’, en begrijp meteen dat het nu echt menens is.
Even later fiets ik naar huis met mijn telefoon in mijn hand. De zon schijnt, mijn jas hangt over mijn stuur. Ik bel de liefde.
‘Ik heb net mijn ontslag ingediend,’ zeg ik.
‘Hè hè,’ zeg hij. Hij lacht. Ik houd van zijn lach.
‘Het is wel een risico,’ zeg ik, ‘ik heb geen idee hoe dat nu verder moet.’
‘Het risico is inderdaad behoorlijk,’ zegt hij. Ik hoor hoe hij ondertussen rondloopt in zijn werkplaats en her en der wat spullen verplaatst. ‘Het risico is vooral dat we straks íedere dag uiteten moeten gaan, omdat dan bij jou ook het geld tegen de plinten opklotst.’ Hij heeft aardig wat vertrouwen in dat zelfstandig ondernemerschap van mij, de liefde.
Ik neem de lange route naar huis, over de dijk langs de Waal. Het is eind augustus. Na de hete zomer is het vooruitzicht op de herfst alles behalve onaangenaam. Ik houd van de seizoenen, als ze zich tenminste ten volste tonen, anders krijg ik de pest in. Wat moet je met een herfstige herfst na een herfstige zomer immers? Nu verheug ik me op de kou, op de bladeren, op rode kool met wild en een glas rode wijn. Nouja, ook niet onbelangrijk toch?
Ondertussen vraag ik me af wat nu heeft gemaakt dat hij er ineens uitkwam vandaag, die zin. Ik neem ontslag. Ik heb géén plan, maar wel een dochter, een huis en een hond. Ik ben vorige maand drieënveertig geworden en mijn spaarrekening is binnen de termijn van mijn drie jaar geleden gestrande huwelijk tot nul geslonken. Ik voel me beter dan ooit.
Dappere Druif!
LikeLike